Ondernemende advocaten voor de ondernemer

Wetsvoorstel Franchise: de franchiseovereenkomst in de wet

Franchise is een systeem voor de afzet van goederen of diensten, gebaseerd op een bijzondere samenwerking tussen de franchisegever en zijn individuele franchisenemer(s). De franchisenemer is de ondernemer die één of meerdere eigen winkels leidt volgens de formule van de franchisegever. Het meest bekende voorbeeld is wel McDonalds, maar ook de Albert Heijn of de Hema hebben franchiseformules.

Vooralsnog gelden er geen bijzondere wettelijke regels tussen franchisegevers en franchisenemers. Als het aan de regering ligt, komt daar verandering in. Na een positief advies van de Raad van State, heeft de regering in februari het wetsvoorstel Wet Franchise ingediend bij de Tweede Kamer. In deze blog worden de belangrijkste kernpunten van dit wetsvoorstel kort aangestipt.

Waarom dit wetsvoorstel?

Doordat de franchisegever rechthebbende is op de franchiseformule bestaat van nature een overwicht bij de franchisegever ten aanzien van de franchisenemer. Dit overwicht hoeft niet kwalijk te zijn, maar in de praktijk blijkt dat dit, afhankelijk van de omstandigheden, kan leiden tot onredelijke en onwenselijke situaties voor de franchisenemer.

Met het wetsvoorstel Wet Franchise wil de regering deze positie van franchisenemers versterken. Daarbij streeft de regering naar een balans tussen bescherming van de franchisenemer enerzijds en de contract- en beleidsvrijheid van de franchisegever anderzijds. Met dit doel heeft de regering een aantal dwingende bepalingen opgesteld. In dit blog worden de kernpunten van het wetsvoorstel besproken.

Precontractuele uitwisseling van informatie

De informatiepositie van de franchisenemer, zowel voorafgaand aan als na sluiting van de franchiseovereenkomst, wordt met het wetsvoorstel versterkt. De informatieverstrekking door de franchisegever moet eraan bijdragen dat een franchisenemer niet instemt met een franchiseovereenkomst, waarvan hij de inhoud en uitwerking van de opgenomen verplichtingen evenals de risico’s die hij in zijn bedrijfsvoering als franchisenemer kan lopen onvoldoende kan overzien. Deze informatie moet tenminste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst aangeleverd worden.

Tussentijdse wijziging van de lopende franchiseovereenkomst

Het wetsvoorstel beoogt dat voor bepaalde wijzigingen van de franchiseovereenkomst instemming vereist is van de franchisenemers voor zover die wijziging aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de exploitatie van de formule door de franchisenemers. Denk bijvoorbeeld aan wijzigingen die wezenlijke investeringen of inspanningen van de franchisenemer vergen. Voor deze instemming kan de franchisegever baat hebben bij het instellen van een vertegenwoordigingsbevoegd orgaan. In dat geval bindt de instemming van de franchisevertegenwoordiging met twee-derde meerderheid alle franchisenemers. Is er geen vertegenwoordigingsbevoegd orgaan dat namens alle franchisenemers kan instemmen, dan zal de franchisegever de instemming van de individueel geraakte franchisenemers moeten krijgen. De franchisegever doet er verder verstandig aan om in het wijzigingsbeding een drempelwaarde voor instemming op te nemen, waardoor wordt voorkomen dat bij een investering van € 1,00 al instemming van de franchisenemer nodig is.

Beëindiging van de franchisesamenwerking

Het wetsvoorstel bevat ook bepalingen die van toepassing zijn bij beëindiging van de franchiseovereenkomst.

1. Goodwill bij beëindiging

Het komt regelmatig voor dat franchisenemers op grond van de franchiseovereenkomst bij een beëindiging daarvan verplicht aan de franchisegever moeten verkopen onder voor de franchisenemer ongunstige voorwaarden. Om dit te voorkomen verplicht het wetsvoorstel om in de franchiseovereenkomst 1) op te nemen op welke wijze de (eventueel) aanwezige goodwill wordt berekend en 2) te voorzien in een vergoeding van opgebouwde goodwill, voor zover die in redelijkheid aan de franchisenemer toe te rekenen is.

2. Non-concurrentiebeding

Voor franchisegevers kan het soms wenselijk zijn om de franchisenemer te binden aan een non-concurrentiebeding. Ter voorkoming dat een dergelijk beding te ruim is geformuleerd, worden in het wetsvoorstel een aantal eisen aan het non-concurrentiebeding gesteld. De reikwijdte is schriftelijk beperkt tot hetgeen dat noodzakelijk is voor bescherming van de knowhow, concurrerende goederen of diensten, een periode van één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst en het geografisch gebied waarbinnen de franchisenemer de formule mocht hanteren.

3. Overleg tussen partijen

Het wetsvoorstel voorziet tevens in een verplichting tot overleg tussen de franchisenemer en franchisegever over bijvoorbeeld de onderlinge afstemming van activiteiten. Dit overleg moet ten minste eenmaal per jaar plaatsvinden.

Kritiek op het wetsvoorstel

Vanuit verschillende hoeken is al kritiek geuit op het wetsvoorstel. Zo zijn grote franchisegevers bang voor de inspraak die franchisenemers krijgen in tussentijdse wijzigingen van de afspraken en de formule van de franchisegever. Daarnaast wordt aangevoerd dat het wetsvoorstel geen rekening houdt met de verschillen tussen branches, type franchise en formules en de grootte van franchiseketen.

Of het wetsvoorstel wordt goedgekeurd door de Tweede Kamer, valt nog te bezien. Wij houden u op de hoogte!

Meer  weten?
Heeft u vragen over het de Wet Franchise en de gevolgen die dit voor u heeft? Neem dan contact op met Sjoerd Tilman of Tom de Witte.

Lees ook

Privacy & het nieuwe jaar: goede voornemens voor een veilig 2024
Julianne Leerentveld, 21-12-2023
IE/ICT/Privacy, MannaertsAppels, Ondernemingsrecht
Het UBO-register: vóór 27 maart 2022 inschrijven!
Tom de Witte, 24-03-2022
Ondernemingsrecht
De wijziging van de Telecommunicatiewet en het einde van het Bel-me-niet-register
Sylvie Bax, 09-06-2021
IE/ICT/Privacy, Ondernemingsrecht
Help, een datalek! Wat nu?
Sylvie Bax, 10-05-2021
Commercieel contracteren en procederen, IE/ICT/Privacy, Ondernemingsrecht
Eerste vonnis in een bodemprocedure over huurbetaling in tijden van corona
Jaap Paijmans, 29-01-2021
Ondernemingsrecht, Vastgoed